maandag 23 december 2013

Eugenia




Eugenia

Het geslacht Eugenia werd door de beroemde plantkundige Linnaeus genoemd naar prins Eugenius van Savoye (1663-1736), een groot planten liefhebber en beschermer van plantkunde en tuinbouw.

Eugenius Frans, prins van Savoye-Carignan (Parijs, 18 oktober 1663 - Wenen, 24 april 1736) was een van oorsprong Franse generaal, met Italiaanse voorouders, in dienst van de Habsburgse monarchie. Prins Eugenio von Savoy zoals hij zichzelf noemde, was in dienst van drie Habsburgse keizers Leopold I, Jozef I en Karel VI. Hij reisde kriskras door Europa van het ene naar het volgende oorlogstafereel. In Oostenrijk wordt hij gezien als de grootste generaal aller tijden en een ondoorgrondelijk militair genie.

Eugenius was niet alleen een van de succesvolste militaire bevelhebbers in de moderne Europese geschiedenis, maar ook een belangrijke verzamelaar van boeken, handschriften, prenten en schilderijen en correspondeerde met kunstenaars, architecten, en wetenschappers. Hij bezat een grote collectie exotische planten en dieren en gaf opdracht tot de bouw van het Slot Belvedere in Wenen.

Reeds halverwege de vorige eeuw was deze mirte-achtige in West-Europa een bekende kuipplant die toegepast werd in tuinen bij buitenplaatsen en kastelen. In hetvoorjaar verschijnen er witte bloemen, in groepjes bijeen, die een zoete geur verspreiden.

Wanneer u de blaadjes tussen de vingers fijnwrijft, komt een kruidige geur tevoorschijn.

Soorten
Vroeger werden tot het geslacht Eugenia zeker 1000 soorten gerekend, maar tegenwoordig zijn veel soorten ondergebracht bij het geslacht Syzygium. Dat geldt ook voorde als kamerplant meest bekende soort: E. paniculata.
Aangezien de planten nog steeds algemeen onder de vroegere naam worden aangeboden, gebruiken wij nu ook de naam Eugenia.
Het zijn groenblijvende struiken en bomen die overal in de tropen en subtropen inheems zijn.
Enkele daarvan zijn bekende cultuurplanten zoals

--de kruidnagel (E. caryophyllata) waarvan de gedroogde bloemknoppen als specerij worden gebruikt.
 

Als kamerplant is voornamelijk E. paniculata var. australis bekend. De glanzend groene, leerachtige bladeren zijn in het jeugdstadium enigszins rood getint. De bloemen gelijken op die van mirte.

Meer warmte verlangt E. myriophylla uit Brazilië, een zeer elegante plant met dunne twijgen en smalle, langwerpige bladeren.
 
Ziekten
--Spint kan een plaag worden wanneer de lucht in huis te droog is. Ontdekt u de aantasting in een vroeg stadium, dan kan een regelmatige douchebeurt het euvel dikwijls verhelpen. Hebben zich al witte webjes over de bladeren gevormd, dan een insekticide gebruiken.

--Dopluizen, die als bruine plaatjes onderaan de bladeren zichtbaar zijn, kunt u met een mesje afschrappen. Ook een zeepspiritus-oplossing kan helpen.



Standplaats
Alle soorten, of ze nu tot het geslacht Eugenia of Syzygium behoren, houden van zon. Ook in de winter hebben ze veel licht nodig. Dat betekent dat u over
een kas, een serre of een zeer lichte kamer moet beschikken.
De planten houden van frisse lucht en daarom kunt u ze in de zomermaanden het beste buiten zetten, zonnig en beschut op terras of balkon.
Soorten die van warmte houden kunnen tijdens de winter normaal in huis staan.
De kuipplanten, zoals E. panicuIata, moeten koel overwinteren (5_10° C).

Verzorging
Tijdens de zomer heeft deze mirte-achtige vrij veel water nodig.
Tijdens warme en zonnige perioden moet u dan regelmatig en veel gieten.
In de winter treedt een soort rustperiode op en vooral de planten die koel staan hebben weinig water nodig.
De grond mag echter niet uitdrogen. Gebruik bij voorkeur zacht, dus ontkalkt, water of regenwater.
Stoffige bladeren kunt u met een spons afnemen; een dagje buiten in een zachte regen zal de planten echter ook zeer goed doen.
Tijdens de -groeiperiodé, van april tot september, geeft u iedere veertien dagen normale kamerplantenmest.
Jonge planten worden ieder jaar in verse potgrond en een ruimere pot gezet.

Tip
Eugenia kan, evenals mirte, in iedere gewenste vorm geknipt worden. Dergelijke vormboompjes bloeien echter maar zeer sporadisch.

Jonge planten moeten herhaaldelijk getopt worden, zodat ze zich goed vertakken: gewoon tussen de nagels afknijpen.

Voor oudere exemplaren is een dergelijke verhuizing om de drie jaar meestal wel voldoende.

Vermeerderen
De planten worden in het voorjaar /voorzomer gestekt door niet te veel verhoute kopstek. Voor de beworteling is een temperatuur van 12-16° C gewenst; voor de tropische soorten 25-30° C.
Bij jonge planten de twijgen regelmatig toppen om een zo bossig mogelijke plant te krijgen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten